Appel-kaneel boffert (trommelkoek/poffert)

Mijn vader wilde zo graag weer eens een boffert eten. En dus maakte ik er eentje: dit keer een appel-kaneel boffert met rozijnen en een kaneelsuikerlaagje. 

Eigenlijk ook wel grappig, hè: dat je dan twee gloednieuwe ovens hebt, en vervolgens een cake gaat koken in een pan water op de kookplaat! :-D Maar ja, zo maak je nu eenmaal een boffert: in een pan op het vuur.

Oorspronkelijk is boffert 'armelui-eten': het is eigenlijk uit armoede ontstaan en werd vooral in Noord-Nederland gegeten. Het is een soort cake met heel eenvoudige ingrediënten: meel, melk, rozijnen en eieren. Er zit geen boter en suiker doorheen, zoals bij een normale cake. Je eet boffert als warme maaltijd, met op elke plak een laag boter en suiker, of met stroopsaus. 

Eerder maakte ik ook al eens een 'gewone' boffert en een zoete boffert met perzik en rozijnen. Die gingen trouwens ook allemaal grotendeels naar mijn vader (nadat we er zelf een paar stukjes van hadden gegeten, dat dan weer wel)! Helemaal niet erg hoor, ik vind 't fijn om voor iemand anders te bakken. :-)

Ingrediënten

  • 265 gram zelfrijzend bakmeel (of 265 gram bloem + 8 gram bakpoeder)
  • een snuf zout
  • 1 theelepel kaneel
  • 230 milliliter halfvolle melk
  • 2 middelgrote eieren 
  • 60 gram rozijnen
  • 1 grote appel, geschild en in stukjes (ca. 175-200 gram)
  • een klontje zachte roomboter 
  • 2 eetlepels paneermeel 
  • 1,5 eetlepel suiker 
  • 1 theelepel kaneel 

En wat je verder nodig hebt:

  • een boffert-/poffert-/trommelkoekpan van 1 liter inhoud (dit lijkt op een tulbandvorm, maar is wat smaller en heeft een deksel). Heb je geen boffertpan? Een tulbandvorm kan ook, maar dan moet je de boffert in de oven bakken. Zie ook rechtsonderaan deze pagina.


En zo maak je 'm

  1. Wel de rozijnen zo'n tien minuten in een kommetje met heet water. 
  2. Kluts in een grote kom het zelfrijzend bakmeel (of de bloem + bakpoeder), een snuf zout, de kaneel, de eieren en de melk met een garde door elkaar. Giet de rozijnen af en spatel ze samen met de appelstukjes door het beslag. 
  3. Vet de boffertpan (inclusief de deksel) goed in met een klontje roomboter. Doe de paneermeel in de pan, doe de deksel er op en schud de pan heen een weer, zodat de paneermeel mooi door de hele pan is verspreid. 
  4. Roer de suiker en kaneel door elkaar. Strooi dit onderin de boffertpan.
  5. Giet het beslag in de boffertpan - die is nu ongeveer voor 2/3 gevuld. Doe de deksel op de pan. 
  6. Zet de boffertpan in een pan met koud water, dat tot ongeveer twee vingers onder de deksel van de boffertpan komt. De boffertpan moet niet drijven. Breng het water aan de kook en laat de boffert 1,5-2 uur zachtjes koken. Controleer regelmatig of de pan niet droog kookt; giet er eventueel wat water bij. 
  7. Haal de boffertpan uit het hete water. Haal de deksel er af en kijk of de boffert gaar is: een satéprikker moet er schoon uit komen. Laat de boffert een minuut of 5 in de vorm afkoelen. Keer de vorm daarna om op een bord of snijplank. Als het goed is komt de boffert zonder moeite uit de pan. Op de bovenkant zit een lekkere bruine laag gesmolten suiker met kaneel. 
  8. Eet de boffert warm met boter en bruine suiker, of met een stroopsaus (die aten wij er nooit bij trouwens). De stroopsaus maak je heel simpel zelf: 200 gram stroop opwarmen en 100 gram roomboter door de warme stroop mengen). 



 

Zo maak je een boffert: zet de afgesloten boffertpan in een gewone pan met zacht kokend water. Heb je geen boffertpan? Met een tulbandvorm kan het ook, in de oven: verwarm de oven voor op 180 graden, en bak de boffert in ongeveer een uur gaar. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.